Albanië is bezig aan een opmars: niet alleen intern, maar ook in Europa.
De laatste jaren is het toerisme begonnen aan een niet te stuiten vooruitgang. Niet dat er geen toerisme was, wel integendeel, maar tot voor enkele jaren was het merendeel van de toeristen voornamelijk van Albanese oorsprong: uitgeweken Albanezen die tijdens de zomer terug keren naar de heimat om familie en vrienden op te zoeken.
Deze tendens is niet gestopt, maar in eerste instantie uitgebreid naar bezoekers uit omliggende landen en nu eigenlijk uit heel Europa.
Albanië, een klein landje in Europa... nauwelijks gekend. Je kan het niemand kwalijk nemen: een halve eeuw strikt isolement en totalitair regime doen natuurlijk geen goed aan het imago van een land. Enerzijds was dit negatief voor de integratie van Albanië in de wereld, maar anderzijds werden tradities hierdoor bewaard.
Nochtans heeft dit land alle troeven in handen om in de Europese Top 10 van de vakantiebestemmingen te komen. Het land is gelegen aan de Adriatische Zee, in het zuiden van de Balkan, binnen het bereik van de West-Europese landen, kortom, de gedroomde vakantieplek bij uitstek.
Zon, zee, bergen, meren, rivieren, Romeinse ruïnes, Middeleeuwse steden, pittoreske dorpjes, eeuwige sneeuw, groene valleien... dit zijn slechts enkele ingrediënten voor een geslaagde vakantiebestemming, en Albanië heeft ze allemaal.
De Albanezen overleefden tal van bezetters: de Romeinen, de Turken, het Italiaans nazistisch regime, een dictator... niemand is er in geslaagd dit volk onder de knoet te houden. Koppig en trots is het de Albanezen steeds gelukt hun eigenheid te behouden. Het beste bewijs is hun eigen taal: reeds vroeg in de evolutie der Indo-Europese talen splitst het Albanees zich af en heeft het steeds zijn eigen identiteit weten te behouden, en zo ook het volk zelf.
Ook op cultureel vlak heeft Shqipëria (het Albanese woord voor 'Albanië') heel wat te bieden: de archeologische rijkdom van het land wordt eindelijk openbaar.
Apollonia was tijdens de Romeinse overheersing een welbekend centrum. Twaalf kilometer verder, in Fier, zijn een amfitheater, stadswallen en andere resten duidelijke symbolen van een oude beschaving. Ook in Butrint zijn een amfitheater en stadspoorten de trots van de stad. Het oude centrum van Berat en zijn kasteel zijn op zich al een volledig museum, evenals Gjirokastra, bekend om het kasteel en de pittoreske huizen opgetrokken in hout en steen. Korça, 800 m boven zeeniveau, was ooit een groot handelscentrum en is momenteel de grootste zuidelijke stad. Kruja, al groots in de negende eeuw, werd bekend door Skanderbeg, de Albanese nationale held. Er is een prachtig nationaal museum en je vindt er pareltjes van traditionele handwerken. Durrës, amper 40 km ver van de hoofdstad, is één van de oudste steden van het land. De stad herbergt de belangrijkste haven en biedt tegelijkertijd duizenden toeristen onderdak langs een paradijselijke kuststrook. Ook economisch, heeft deze stad heel wat kansen.
In het zuiden, tussen de Ionische Zee en de bergen, treft men Saranda, een klein stadje, vlakbij de archeologische sites van Butrint en Gjirokastra. Nog in het zuiden trakteert ook Vlora, de tweede havenstad van Albanië de zonne-toerist op prachtige stranden.
Ook de natuurfanaten kunnen in Albanië hun hart ophalen: rijke fauna (hier wonen nog beren, wolven en adelaars) en flora, geweldige panorama's, mysterieuze wouden en meren, onherbergzame bergpassen... de wandelaars kunnen hier ettelijke kilometers puur natuur beleven.
De bekendste natuurparken zijn zeker de moeite waard om te bezoeken. Het Dajtipark biedt met zijn 3500 ha het grootste gebied om de ecologische waarde van rijke fauna en flora te ontdekken. Thethi, gelegen in de Albanese Alpen, en Lura zijn een must voor botanici en geografen. In Llogora kan je van zeeniveau naar meer dan 1000 m klimmen.
Kortom, wie in Albanië zijn gading niet vindt, vindt het nergens.
Voor Albanezen is gastvrijheid heilig; een woordje Albanees kunnen spreken, is mooi meegenomen; de jongere generatie kent meestal wat Italiaans en Engels, hier en daar wat Frans.
Maar of de communicatie al dan niet vlot verloopt, je voelt je als vreemdeling snel op je gemak (soms een beetje ongemakkelijk: je riskeert overladen te worden met tonnen lekkers, goed wetende dat heel wat gezinnen het economisch gezien allesbehalve makkelijk hebben). En wie een beetje interesse toont, zal snel in een geanimeerd gesprek verwikkeld raken en kennis maken met een sympathiek, trots volk.
Ik heb de inwoners van één van de armste Europese landen leren kennen als hartelijke, gulle mensen die gastvrijheid als een kunst bedrijven; niet eens om er grof geld aan te verdienen, maar gewoon omdat het een erezaak is de vreemdeling gastvrij te onthalen.
Zoekt u de zon, de zee, het gebergte, het avontuur en de natuur, bent u geïnteresseerd in het verleden en het onbekende? Dan is deze info misschien wel uw gids naar dit alles...
Niet iedereen vindt blindelings Albanië op de wereldkaart; de 'Italiaanse laars' daarentegen is beter bekend. Oriënteer je op de punt van de hak van de laars en kijk rechts hiervan naar de overkant van de Adriatische Zee: daar ligt Albanië.
Het Oost-Europese land is een zuidelijke Balkanstaat:
in het noorden grenst het aan de staten Montenegro en Kosovo, ook hier wonen heel wat etnische Albanezen.
Macedonië is de oostelijke buur.
in het zuid-oosten ligt de Griekse grens.
de hele westelijke kant van het land ligt aan de Adriatische en Ionische Zee.
Zo maakt Albanië deel uit van het oostelijk gedeelte van het Middellandse Zeegebied.
De hele westkust biedt ruimte zat aan de zon- en strandminnende toerist: het noordelijke gedeelte heeft voornamelijk zandstranden, niet zo breed, wel lang uitgestrekt. In het zuiden zijn de kusten grilliger (keien, rotsen), op sommige plaatsen is er wel een zandstrand beschikbaar.
Van de westkust naar het binnenland gaat het landschap geleidelijk over naar vruchtbare valleien en uiteindelijk naar gebergten (zowel in het noorden, het oosten als het zuiden) met een Alpijns en woest karakter. 70 % van het Albanese grondgebied ligt hoger dan 300 m boven zeeniveau.
De gemiddelde hoogte van het grondoppervlak is 708 m boven zeeniveau (dat is tweemaal hoger dan het Europese gemiddelde). De hoogste top gaat tot 2.754m. Winterse skipret verzekerd!
De meren in deze gebergten herbergen enkele zeldzame natuurgebieden met een ongekende rijkdom aan fauna en flora. Bossen en wouden zijn een ideale habitat voor herten, everzwijnen, vossen en zelfs beren en wolven komen in dit land nog in het wild voor. Gelukkig zijn de belangrijkste natuurgebieden intussen omgevormd tot beschermde natuurparken.
De rivier Shkumbini verdeelt het land in een noordelijke en zuidelijke helft. Vanuit de bergen ontplooien talloze bronnen zich enkele kilometer verder tot bruisende bergriviertjes, die in de valleien behoorlijke afmetingen kunnen krijgen. Binnenlandse scheepvaart is zo goed als onmogelijk, lokale pleziervaart (kajak en kano) is wel een optie, maar redelijk zeldzaam. Economisch gezien hebben de rivieren vooral een hydro-electrische waarde.
De ligging in het Middellandse Zeegebied staat garant voor een aangenaam klimaat: warme zomers en milde vochtige winters. Door de grote hoogte verschillen in dit kleine landje zijn er ook verschillende klimaatzones die je globaal gezien kan onderverdelen in: kustgebied, binnenland en gebergte.
Aan de kust is het in de zomer warm; een zeebries zorgt er gewoonlijk voor dat de hoge temperaturen draaglijk zijn. De temperatuur van het zeewater is aangenaam en comfortabel van mei/juni tot september/oktober. In de winter vriest het er nauwelijks.
In het binnenland kan de zomerse warmte voor de gemiddelde toerist op het middaguur drukkend zijn, en ook de plaatselijke bevolking ruilt op dat moment de hitte in voor de schaduw (een middagslaapje kan deugd doen). 's Winters daalt de temperatuur tot het minpunt, zelden eronder, meestal is dit de natste periode van het jaar (november/december).
De bergen zijn tijdens de winter bar en koud, voor de sneeuw- en skiliefhebber daarentegen ideaal. Absoluut minimumrecord bedraagt -25.8 °C. De zomer biedt dan weer een aangenaam warm klimaat.
De Albanese bevolking telt iets meer dan 3 miljoen inwoners. Heel wat Albanezen wonen intussen in het buitenland; ze emigreerden uit het land tijdens de omwenteling en de hierop volgende burgeroorlog (begin jaren '90).
Bovendien wonen heel wat etnische Albanezen in de omliggende landen: Montenegro, Kosovo (hier vormen ze zelfs een meerderheid), Macedonië en Griekenland.
Maar ook in de meeste andere West-Europese landen bestaan Albanees/Kosovaarse gemeenschappen tot zelfs in de VS en Canada. Ondanks de afstanden blijft er steeds een sterke band met het thuisland en vaak wordt er financiële steun geleverd aan de thuisblijvers. De vakantieperiode is dan ook het moment waarop de expats het thuisfront komen bezoeken én genieten van de toeristische troeven die het land kan bieden.
Een totalitair regime in het verleden kan ook zo zijn voordelen hebben: religies waren hier lange tijd verboden en hierdoor waren uiterlijke kenmerken van het geloof zo goed als verdwenen. Toch bleven heel wat mensen - zij het clandestien - hun geloof trouw. Maar de interreligieuze verdraagzaamheid is altijd gebleven. Albanië is dan ook één van de weinige landen waar deze verschillen algemeen verspreid en aanvaard zijn. De meerderheid is moslim (zo'n 70 %, een erfenis van de 500 jaar lange Turkse overheersing), een 20 % orthodox christen en zo'n 10 % is katholiek christelijk.
Familiebanden zijn hier heel sterk, sterker vaak nog dan de religieuze voorschriften en ze overstijgen de religies. Dat heeft zo z'n voor- en nadelen: het is in zekere zin een sociale zekerheid die privé georganiseerd wordt, maar het kan ook verstikkend werken. De eer van de familie is een hoog goed dat strikt nageleefd dient te worden. Het zorgt er ook voor dat iedereen over een groot netwerk beschikt; op deze wijze zijn de Albanezen als het ware allemaal familie van elkaar, en vooral in het buitenland is het opvallend hoe vaak men gemeenschappelijke kennissen heeft.
Er zijn ook enkele minderheden die in Albanië proberen overleven: de Roma-zigeuners worden hier net als in andere landen met moeite getolereerd en leven over het algemeen in de marge van de maatschappij. Zo ook de Vlachen (ook wel Aroemenen geheten), een bevolking die verspreid over enkele Balkanlanden leeft en nauwe verwant is aan de Roemenen. In het zuiden leeft een Griekse minderheid, zij zijn wellicht de grootste groep en slagen er meestal in zich vrij goed te integreren.
Het jarenlange isolement zonderde de Albanezen ook af van andere culturen; dit heeft tot gevolg dat heel wat Albanezen vaak xenofobe reacties hebben ten aanzien van kleurlingen en zwarten.
Ook andere minderheden (gehandicapten, homofielen, en eigenlijk iedereen die door de familie uitgestoten wordt) hebben het vaak moeilijk zich te handhaven in de Albanese maatschappij.
De laatste jaren is er een duidelijke migratietendens waar te nemen van de landelijke gebieden naar de steden.
Albanië is sinds 1992 een democratische republiek met een president aan het hoofd van het land. Deze wordt door het parlement verkozen (vijfjaarlijkse verkiezingen).
De politieke macht ligt voornamelijk bij de regering, geleid door een Eerste Minister en het Parlement (kuvendi) dat vierjaarlijks herkozen wordt.
Twaalf prefecturen (provincies, qarku in het Albanees) verdelen het land en deze zijn nog eens onderverdeeld in 36 districten (rrethe).
Er zijn 65 steden (bashkia) die één of meer gemeenten (komuna) groeperen (een gemeente groepeert verschillende gehuchten of dorpen (fshat).
In 2015 doet Albanië het qua bruto binnenlands product (per capita) twee keer beter dan Moldavië, iets beter ook dan de jonge staat Kosovo en haalt het net niet hetzelfde niveau als buurlanden Macedonië en Servië (cijfers van de Wereldbank). Als we de evolutie van 1990 tot 2015 bekijken, dan evolueert Albanië met meer dan dubbel zoveel in vergelijking met bijvoorbeeld België.
Recente cijfers van verschillende bronnen geven aan dat het gemiddelde netto maandloon in Albanië zo'n 370 € bedraagt (België: 2100 €, Nederland: 2260 €). Dit zijn uiteraard gemiddelden: sommigen verdienen veel meer, maar velen ook veel minder.
Het land is - als jonge democratie - toch nog steeds aan een indrukwekkende come-back bezig: overal wordt gebouwd en dat is toch meestal een goed teken.
Het land beschikt bovendien over delfstoffen zoals olie, koper, chroom en bauxiet.
Van de industriële ontwikkeling die het land onder het dictatorschap van Hoxha doormaakte, blijft helaas niet veel meer over. Tientallen textielfabrieken (o.a. van Chinese makelij), en andere industriële gebouwen bevinden zich in hopeloos verval en zijn trieste getuigen van een vergane industriële revolutie.
Het shock-effect dat het land onderging na de overstap van het communistische regime naar een vrije markteconomie, bezorgde Albanië in 1997 een serieuze kater toen het piramide-spaarsysteem in duigen viel. Honderdduizenden mensen verloren toen hun zuur verdiende spaarcenten en de chaos die hierop volgde, veroorzaakte de zinloze dood van velen.
Land- en tuinbouw en de hiermee gepaard gaande handel vormen nog steeds de belangrijkste tewerkstelling voor de meeste Albanezen. Maar er is een duidelijke groei merkbaar in de dienstensector: de zakelijke mogelijkheden in de toeristische sector beginnen aan een duidelijke opmars. Getuige hiervan zijn onder andere de tientallen bouwwerven langs de Albanese kusten, maar ook de inspanningen van het Ministerie voor Toerisme voor de opmaak van een website en de uitgave van toeristische gidsen. Momenteel zijn het vooral de buitenlandse Albanezen die hiervan gebruik maken, maar de eerste stappen naar de West-Europese toerist worden momenteel gezet.
De tijden van rantsoenen en beperkte beleveringen zijn gelukkig voorbij: alles is (voor wie het geld ervoor heeft) in Albanië te koop en te vinden. Italië en Griekenland zijn de twee belangrijkste handelspartners en de havens van Durrës en Vlorë vormen dan ook twee belangrijke economische centra in het land. Hoofdstad Tirana is het economisch centrum van de dienstensector.
Het gebrek aan buitenlandse investeringen in de industriële sector vormen momenteel nog een ernstig obstakel voor de evolutie van de economie. Politieke instabiliteit, corruptie en een gebrekkige wegen- en electriciteitsinfrastructuur zijn eveneens factoren die een definitieve economische doorbraak verhinderen.
Toekomstperspectieven zijn zeker te vinden in een betere organisatie van de landbouw en de hiermee gepaard gaande verwerkings-en verpakkingsindustrie. En ook de uitbouw van een duurzaam toerisme, met respect voor de natuur en culturele eigenheid, kan een troef zijn bij de economische ontwikkeling van het land.
Officiële naam: Republika Shqipërisë (in het Nl: Albanië)
Hoofdstad: Tirana
Taal: Albanees
Aantal inwoners: 2,7 miljoen
Munteenheid: Lek (ALL); 100 lek = 1 € (klik hier voor de actuele waarden)
Oppervlakte: 27.748 km2
Religie:
70 % moslim
20 % orthodox
10 % katholiek
Staatsvorm: parlementaire democratie (republiek, meerpartijenstelsel)
Land: 657
Zee: 316
Rivier: 48
Meer: 73
TOTAAL: 1.094
Shkodra | 368 | 5 |9
Ohri |362 | 695 |287
Prespa | 285 | 853 | 35
Butrint | 16 | 0 | 21
stad: 60%
platteland: 40%
0 - 14 jaar: 18 %
15 - 64 jaar: 70 %
65+: 12 %
32,5 jaar